Onderpresteren, wat is dat eigenlijk?

Gepubliceerd op 24 mei 2019 om 09:47

Onderpresteren, een veelgehoorde term als het gaat over hoogbegaafde kinderen. Maar wat is onderpresteren nou precies? En hoe herken je het?

Men spreekt van onderpresteren als je langere tijd (langer dan een jaar) minder hoog presteert dan je op grond van je capaciteiten zou mogen verwachten. Er zijn verschillende typen onderpresteerders. Relatieve onderpresteerders presteren goed op niveau van hun leerjaar, maar zouden veel beter kunnen. Absolute onderpresteerders presteren zelfs onder de norm van hun leerjaar. Het moge duidelijk zijn dat deze laatste groep eerder opvalt binnen het onderwijs.

Sabine Sypré spreekt in haar blog op hoogbloeier.be van vier typen hoogbegaafde onderpresteerders, te weten: onvrijwillig onderpresteren, klassiek onderpresteren, selectief onderpresteren en ‘onder de radar’ presteren. Deze onderverdeling is wellicht minder gangbaar maar geeft wel duidelijkheid over hoe je onderpresteerders kunt herkennen en op welke signalen je als leerkracht of ouder moet letten.

 

De onvrijwillig onderpresteerder is de leerling die niet de kansen geboden krijgt, die hij nodig heeft om te kunnen bloeien en uitgroeien tot zijn eigen potentieel. Denk hierbij aan kinderen in achterstandswijken of kinderen uit gezinnen waar weinig gestimuleerd wordt tot ontplooiing en ontwikkeling. Deze kinderen weten veelal niet dat zij hoogbegaafd zijn, hebben geen weet van de mogelijkheden die er zijn voor hen binnen het onderwijs, om meer op eigen niveau te kunnen leren. Deze kinderen vervelen zich in de klas, dromen weg of vertonen storend (vaak clownesk) gedrag.

 

De klassieke onderpresteerder is de leerling die het onderwijs heeft opgegeven. Niet meer wil leren (ofwel ‘uit’ staat) en geen nut ziet om nog ergens zijn best voor te doen. Het zelfbeeld van deze leerling is vaak laag. Deze leerling doet voor geen enkel vak meer zijn best en is vaak boos en rebels of juist teruggetrokken. Ze zijn niet meer tot inspanning te bewegen en staan afwijzend tegenover de pogingen van ouders en leerkrachten om hen weer in beweging te krijgen. Hoewel je deze leerling veelal tegenkomt in het voortgezet onderwijs, zijn er ook leerlingen die in het basisonderwijs al ‘uit’ zijn gegaan.

 

Naast de klassieke onderpresteerder is er ook de selectieve onderpresteerder. Dit is de leerling die zijn best wil doen voor vakken die binnen de eigen interesse liggen, maar voor de overige vakken geen inspanning wil leveren. Deze leerling excelleert in bepaalde vakken, blinkt erin uit. Maar kan geen motivatie vinden om zijn best te doen voor de overige vakken. Dit heeft in de regel gevolgen voor een evenwichtige ontwikkeling en uiteindelijk op het kunnen behalen van een diploma.

 

Dan spreekt Sypré over leerlingen die onder de radar presteren. Dit zijn de relatieve onderpresteerders. Zij presteren op gemiddeld of hooggemiddeld niveau in de groep. Kunnen zelfs gezien worden als hoogpresteerders. De leerlingen die lekker meekomen met de lesstof en geen extra ondersteuning behoeven. Terwijl zij eigenlijk veel meer kunnen dan zij op dat moment laten zien. Deze leerlingen worden nooit uitgedaagd tot hun eigen potentieel. Zij glijden moeiteloos door de schooljaren heen en leren niet te falen, door te zetten en tegenvallers verwerken. Dit komt pas op de universiteit of zelfs later op het werk. Zij hebben geen veerkracht opgebouwd en kunnen hierdoor volledig van de kaart raken.

 

Onderpresteerders zijn er dus in verschillende vormen. De één laat zich makkelijker vinden dan de ander. De onderpresteerders die niet ‘uit’ staan, zijn in hun kracht te zetten door passend onderwijs te bieden. Onderwijs dat aansluit bij hun potentieel, waarin ze uitgedaagd worden en tot bloei kunnen komen. Hierbij hebben zij wel begeleiding en ondersteuning nodig, omdat deze leerlingen vaak al een vorm van faalangst of een fixed mindset hebben ontwikkeld. De onderpresteerders die ‘uit’ staan, zijn moeilijker op eigen niveau te brengen. Het is daar noodzakelijk om eerst de leerling te leren kennen, erachter te komen wat zijn beweegredenen zijn voor het niet willen inspannen, de leerling echt te zien in wie hij is. Het heeft geen nut een ‘symptoom’ te willen bestrijden als je niet weet wat de onderliggende oorzaak is.

 

Het mooiste is natuurlijk als al deze leerlingen in een vroeg stadium (h)erkend worden in hun hoogbegaafdheid. Dat al vanaf peuter- of kleuterleeftijd helder is wat dit kind nodig heeft, zodat tijdig interventies ingezet kunnen worden binnen het onderwijs, zoals compacten, verrijken en inzetten van hogere orde denkopdrachten. Indien nodig versnellen en vooral veel contact met andere hoogbegaafde kinderen. Zodat deze kinderen stimulerend en uitdagend onderwijs krijgen, wat zij nodig hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.